Markus Schauer, Triumvirat - Der Kampf um das Imperium Romanum
Verlag C.H. Beck, München 2023
427 pagina's, 7 illustraties
€ 32,-
Grote Mannen (en, in mindere mate, Grote Vrouwen) staan weer volop in de aandacht van oudhistorici.[1] Heersers en politici, de hoofdpersonen van de klassieke geschiedschrijving, waren lange tijd in de coulissen van de historiografie geparkeerd. Zij zouden immers niet veel meer dan symptoomverschijnselen zijn van dieper liggende structuren en processen, die hoogstens een persoonlijke noot aan de geschiedenis konden toevoegen. Ongetwijfeld bevestigde de relatieve stabiliteit van politieke systemen in de tweede helft van de 20e eeuw dit geschiedbeeld: politici leken vooral passanten, vertegenwoordigers van verschillende ideologieën. De geopolitiek in ons tijdsgewricht lijkt echter steeds meer te worden beheerst door de grillen van enkele (mannelijke) magnaten. Hoe kunnen deze mannen en hun grillen beter worden begrepen dan door de geschiedenis te raadplegen, waarin vele voorbeelden te vinden zijn van machtsbeluste heersers?
‘Mächtige Männer kämpfen um mehr Macht und gegen den Rest der Welt, und danach ist die Welt eine andere! – Wiederholt sich Geschichte’. Zo vervat Markus Schauer, hoogleraar Latijn aan de Otto-Friedrich-Universiteit Bamberg, de evidente parallellen met de hedendaagse (geo)politiek die hij in zijn boek Triumvirat. Der Kampf um das Imperium Romanum optekent. Triumvirat is daarmee in zekere zin een geschiedkundige pendant van Ilja Leonard Pfeijffers roman Alkibiades. Beide boeken onderzoeken het denken en handelen van één of meerdere Grote Mannen tegen de achtergrond van politieke ontwikkelingen die voor ons een herkenbaar en daarom verontrustend beeld oproepen van een aftakelend staatsbestel. Een staatsbestel bovendien dat, door corruptie en machtspolitiek geteisterd, afstevent op een autocratie. In beide boeken blijven de parallellen daarnaast impliciet. Als historisch onderzoek verschilt Triumvirat echter in twee opzichten wezenlijk van Alkibiades: Schauer laat het bronmateriaal veel aan het woord en actualiseert de geschiedenis dus niet door zijn stijl, zoals de romancier Pfeijffer dat doet; anders dan Pfeijffer velt Schauer geen oordeel en zet hij de geschiedenis niet als acute waarschuwing in.
Triumvirat vervlecht de biografieën van drie politici met elkaar die het Romeinse Rijk in de 1e eeuw voor Christus beheersten en vormgaven (naar leeftijd en in oplopende mate van bekendheid gerangschikt): Marcus Licinius Crassus, Gnaeus Pompeius Magnus en Gaius Iulius Caesar. Daarmee schrijft Schauer over een van de meest iconische en vermoedelijk meest beschreven tijdsgewrichten uit de Romeinse geschiedenis, dat van de Late Republiek. Deze periode heeft door de hele Westerse (cultuur)geschiedenis model gestaan voor eigentijdse politiek, als verheffend of juist als afschrikwekkend voorbeeld. Beroemd is de pessimistische interpretatie van de historicus Ronald Syme (1903-1989), die de periode in zijn The Roman Revolution uit 1939 als spiegel voor het opkomende fascisme in zijn eigen tijd beschreef. Het bestaan van deze en vele andere studies roept de vraag op wat Triumvirat aan ons beeld wil toevoegen of veranderen, een vraag waar het boek geen expliciet antwoord op geeft. Schauer, die eerder bij dezelfde uitgeverij een studie over Caesars Gallische oorlog publiceerde, wilde niet zozeer een nieuwe geschiedenis van de periode schrijven: daarvoor zijn noch zijn biografische methode noch zijn traditionele (tekstuele) bronnenmateriaal geschikt. De Duitse classicus heeft vooral een toegankelijke studie over machtsverhoudingen willen schrijven, waarbij zijn biografische insteek laat zien welke beslissingen de hoofdpersonen konden nemen en aan welke regels zij gebonden waren in het politieke ‘spel’ van hun tijd (in zijn methodologische onderbouwing beschrijft Schauer politiek veelvuldig als een ‘spel’, met figuren, regels en plaats).
Dit spel beschrijft Schauer in vier hoofdstukken gewijd aan vier opeenvolgende fases, voorafgegaan door een voorgeschiedenis over de hervormingen van de Gracchen en de eerste burgeroorlog tussen Marius en Sulla. Ieder van de vier hoofdstukken (tot 78 v.Chr., 78-60 v.Chr., 60-52 v.Chr. en 52-46 v.Chr.) begint met een korte samenvatting van de gebeurtenissen en bestaat vervolgens uit een vertelling met wisselende perspectieven, waarbij Schauer afwisselend de handelingen en overwegingen van één van de drie hoofdpersonen beschrijft (aangegeven door de betreffende naam als ondertitel met een licht komische ‘vignette’, een miniatuur van een antieke portretbuste). Daarbij neemt Schauer voor lief dat hij soms passages herhaalt, maar zeker niet tot vervelens toe – de verschillende perspectieven verrijken het geheel eerder dan dat ze tot vervelende redundantie leiden. Ook is een disbalans niet altijd te vermijden: in de vroegste stadia valt over Caesar nog niet zoveel te zeggen, aangezien hij nu eenmaal wat later politiek actief werd dan de twee andere hoofrolspelers. Over het geheel blijft Crassus bovendien de onbekende en onbeminde derde, over wie ook Schauer niet zo veel te zeggen heeft als over de twee anderen. De biografische insteek levert echter op dat afwegingen, dilemma’s en beslissingen van de drie hoofdpersonen duidelijk worden. Zo blijkt het Driemanschap uit de titel, de politieke alliantie die Crassus, Pompeius en Caesar in 60 v.Chr. aangingen, een politieke meesterzet die vooral ingegeven was door frustratie over de blokkades die de senaat voor de carrière van elk van de drie mannen opwierp. Schauer maakt de biografieën van de hoofdpersonen aanschouwelijk door rijkelijk te citeren uit antieke (voornamelijk literaire) bronnen (in Duitse vertaling). Als classicus hecht Schauer duidelijk veel waarde aan deze bronteksten – naar de smaak van een historicus wellicht te veel – maar zij passen goed bij zijn biografische methode en bevatten bovendien scherpe en originele observaties die in andere historische verhandelingen lang niet altijd tot hun recht komen.
Wie in Schauers boek op zoek gaat naar de belangrijkste plaats van handeling, zal weinig aantreffen. De stad Rome van de 1e eeuw voor onze jaartelling speelt nauwelijks een rol in Triumvirat. Natuurlijk, Caesar is geboren in de dichtbevolkte wijk Suburra en Pompeius bouwde het eerste stenen theater in Rome, maar over het algemeen speelt de Eeuwige Stad geen prominente rol in Schauers boek. De auteur benadrukt eerder hoe de machtsstrijd in Rome zich uitbreidde naar gebieden die zich ver van de hoofdstad bevonden: in toenemende mate werden deze afhankelijk gemaakt van één persoon, zodat uiteindelijk één keizer het hele rijk aan zich kon binden. Triumvirat is geen geschiedenis van Rome of het Romeinse Rijk. Het is een biografische geschiedenis van machtsverhoudingen tussen de drie belangrijkste Romeinse politici van hun tijd. Schauer laat veel andere zaken achterwege. Zelfs de opstand van Spartacus en de Gallische Oorlogen, waarin Crassus en Pompeius, en respectievelijk Caesar hoofdrollen speelden, zijn vooral van belang voor zoverre ze gevolgen hadden in de politieke arena. De centrale machtsstrijd zet Schauer echter duidelijk neer, inderdaad soms met verontrustend herkenbare pregnantie. Zo concludeert Schauer over Caesars intern corrupte en uiterlijk correcte handelen: ‘Es mag ein machtspolitischer Topos sein, dass sich auch die brutalsten Machthaber alle Mühe geben, ihr Handeln als gesetzmäßig erscheinen zu lassen’. Nog dit jaar bevestigden onder andere de verkiezingen in Rusland de voortdurende geldigheid van een dergelijke observatie.
Noten:
[1] Men denke bijvoorbeeld aan boeken als Mary Beard, Emperor of Rome: Ruling the Ancient Roman World, Liveright 2023 (hier gerecenseerd voor Roma Aeterna door Bart Kottelaar), of van Adrian Goldsworthy, Philip and Alexander: Kings and Conquerors, Head of Zeus 2023.
Recensie: Triumvirat - Der Kampf um das Imperium Romanum