Atte Jongstra, Friezen in Rome
De Arbeiderspers
416 pagina's
€ 24,99
‘Bouwstoffen verzamelen, en daarmee het nieuwe historische huis opmetselen dat Friesland heet’. Om deze reden is historicus Atte Sixma namens het Fries Historisch Genootschap naar Rome getogen. Friezen in Rome vormt het onderzoeksverslag van deze reis, waarin Atte Jongstra zijn alter ego Sixma vanaf de eerste bladzijde lopend door Rome feitjes en verzinsels laat vertellen. Wie bekend is met het oeuvre van Jongstra, die in 2016 de Constantijn Huygens-prijs won, komt dit spel tussen fictie en werkelijkheid bekend voor. Evenals als in zijn eerdere romans als De tegenhanger (2003), De avonturen van Henry II Fix (2007) en Cholerastad (2022) speelt de auteur in zijn nieuwste boek continu een spel vol verwijzingen waarin waarheid en fantasie nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.
De eerste waarschuwing hiervoor dient zich aan wanneer Sixma op het Academisch Instituut te Rome arriveert. Boven de drempel van het gebouw, waarin gemakkelijk de daadwerkelijk bestaande American Academy te herkennen is, is een Januskop aangebracht. Bij een gebruikelijk boek zou het slechts een verwijzing zijn naar de Janiculum-heuvel waarop de academie is gevestigd. Zo niet in Friezen in Rome. Sixma begint in zijn verslag naar aanleiding van het beeld meteen te verhalen over hoe de geschiedenis van Rome is verknoopt aan die van Friesland, met in dit geval een hoofdrol voor de Stenen Man van Harlingen.
En zo gaat het eindeloos verder. Sixma dist in zijn onderzoeksverslag met een schalkse stijl allerlei verhalen op die moeten aantonen dat Friesland aan het begin van alle geschiedenis staat. De beschaving van Punjab is het resultaat van een Friese volksplanting uit 1551 v. Chr., Schotland dankt zijn naam aan de Friese kolonist Schotte, en een groep Friezen die in 112 v. Chr. een legioen Romeinen in de pan heeft gehakt stichtte daarna Zwitserland. Sixma staaft zijn beweringen met niet minder dan 711 eindnoten, of zoals hij ze zelf noemt: bouwstoffen. Veel van deze bouwstoffen bestaan uit buitenissige negentiende-eeuwse geschriften en marginale krantenartikelen waarvan niet altijd duidelijk is of ze op waarheid gestoeld zijn. De appendix waarin ze zijn opgenomen leest dan ook als een combinatie van het beruchte Oera Linda-boek en vondsten van wekenlang grasduinen op Delpher. Het is te prijzen dat Jongstra halverwege het boek bij monde van Sixma ruiterlijk bekent dat hij ook daadwerkelijk zo te werk is gegaan.
Ondertussen gaat het Sixma in Rome niet voor de wind. Zijn medebewoners op het instituut moeten weinig van hem hebben, en ook treden er problemen op het met het thuisfront. Het Fries Historisch Genootschap is niet van Sixma gediend. Hij laat zich er evenwel niet door uit het veld slaan. Alles wat hij ziet, verbindt hij vrolijk en grappend aan Friesland. Station Termini doet hem denken aan station Harlingen-Haven, Venetië is met zijn kanalen duidelijk geïnspireerd op de sloten van Molkwerum, een Etruskisch runderras is eigenlijk Fries stamboekvee. En altijd wint Friesland het van de Italiaanse evenknie. Het is immers niet voor niets dat Leeuwarden in tegenstelling tot Rome al eens Europese cultuurhoofdstad van het jaar is geweest.
Hier en daar is het wat teveel van het goede. Jongstra voert Sixma’s Friesland-manie zover door dat in diens betoog Friesland opgerekt wordt tot nagenoeg de gehele Noordzeekust. Hierdoor weet Sixma ook Westfriezen als de befaamde zoeaaf Pieter Jong uit Lutjebroek en Banda-slachter Jan Pieterszoon Coen bij zijn verslag te betrekken. Het zorgt weliswaar hier en daar voor leuke anekdotes, maar mij begon de eindeloze opsomming van Friese varia uiteindelijk te vermoeien. Doch wellicht mag deze overdaad weinig verrassend heten voor een boek dat op de kaft De schepping van Adam zonder schroom samen laat smelten met negen pompeblêden.
Jongstra maakt bovendien veel goed door zijn onderkoelde humor, vooral wanneer hij de moderne wetenschap en kunsten op de hak neemt. Zo loopt het Academisch Intituut een landschapsarchitect rond die als onderzoeksvraag heeft of de soorten onkruid tussen de Romeinse straatstenen dezelfde zijn als die van voor de coronapandemie. Een Franse kunstenares poogt via een choreografische probleemopstelling huisraad te dekoloniseren.
Daarmee is Friezen in Rome een roman die je met zijn wonderlijke historische capriolen afwisselend doet fronsen en uitputten, maar bovenal laat gniffelen.
Recensie: Friezen in Rome