De tentoonstelling is t/m 4 juni 2023 te zien in het Centraal Museum in Utrecht. Zie voor meer bezoekersinformatie hun website.
De Nederlandse 'bende van vogels' in Rome was een kleurrijk gezelschap dat grotendeels bestond uit voornamelijk schilders, hoewel er ook prentenmakers, edelsmeden en een enkele apotheker lid van waren. Het was een echte vereniging die rond 1620 ontstond, een soort studentenvereniging avant la lettre, compleet met eigen inwijdingsrituelen. Bij de inhuldiging kreeg iedere kunstenaar een bijnaam toebedeeld. Casper van Wittel kreeg bijvoorbeeld als bijnaam De Toorts – het is verleidelijk om dan aan een vuurrode haardos te denken. De ‘bentvogels’ kwamen hoofdzakelijk uit de Nederlanden, maar ook uit Duitsland en Noord-Frankrijk, en vormden daarmee het volk dat destijds in Italië voor het gemak met de verzamelnaam fiamminghi ('Vlamingen') werd aangeduid. In het boek bij de expositie, waarin voor het eerst alle aspecten van de geschiedenis van het genootschap uit de doeken worden gedaan, vertelt conservator Liesbeth Helmus het verhaal van deze Bentvueghels. Net als het boek van Helmus biedt de tentoonstelling een caleidoscopisch en daardoor dynamisch beeld van de Bent. Een completer beeld is niet eerder gegeven en het Centraal Museum slaagt bijzonder goed in deze opzet.
De eerste zaal van de tentoonstelling lijkt opzettelijk wat ‘rommelig' ingedeeld om de enorme diversiteit van de schilders goed aan bod te laten komen, een lijn die zich doorzet in de verdere opzet van de indrukwekkende tentoonstelling. We zien onder meer Dirck van Baburen, die schilderde in de stijl van Caravaggio, en de geïdealiseerde landschappen van Paul Bril. Voor anderen, zoals voor Pieter van Laer, bijgenaamd Bamboots en diens navolgers, de Bamboccianten, vormden het kroegleven en straattaferelen een belangrijk thema. Hun ‘bambootserijtjes’ resulteerden in traditionele Nederlandse genrestukken met Italiaanse invloeden. De Bentleden trokken er samen op uit om het landschap in het omringende platteland te tekenen, wat leidde tot de prachtige met een warm zonlicht overgoten landschappen van Jan Both en Jan Baptist Weenix. Maar ook leverde het een letterlijk waanzinnig zelfportret op van Pieter van Laer met hekserijattributen. Deze werken concurreren niet met elkaar, maar vullen elkaar aan en vertellen zo het complete verhaal van de schildersbende.
Italiaanse collega’s roemden hun vakgenoten uit de Lage Landen al snel om hun gevoel voor detail en het weergeven van landschappen. Vaak werden de bentvogels daarom ingezet om de interieurs van palazzi met grote landschapsvoorstellingen te decoreren. De zeventiende eeuw was een tijdperk waarin de roemrijke hoofdstad van de Oudheid zich in vervallen staat toonde: antieke tempels en theaters waren ruïnes geworden en het ooit majestueuze Forum Romanum werd campo vaccino (koeienveld) genoemd, naar de koeien die er graasden. Rome was een magneet voor kunstenaars vanuit heel Europa. De Eeuwige Stad was het reisdoel, maar steden als Florence, Venetië, Bologna en Napels werden zeker niet overgeslagen. Hoewel het barokke Rome al in aanbouw was, kwam het vervallen en haast landelijke karakter van de stad duidelijk terug in de schilderijen van de Bentleden. De Haarlemse schilder Hendrick Mommers, die in 1644 in de stad was, schilderde het Piazza del Popolo als een ongeplaveide vlakte waar boeren met hun vee pauzeerden bij een fontein onder een obelisk.
Een verborgen parel in Rome is de Santa Costanza, de kerk die keizer Constantijn in de eerste helft van de vierde eeuw liet bouwen als mausoleum voor zijn dochters Constantina en Helena. Toen Constantina heilig werd verklaard, werd het mausoleum omgedoopt tot een kerk en werd deze aan haar gewijd. Hier kunnen wij de Nederlandse kunstenaars letterlijk bijna aanraken, want zij schreven hun namen en aliassen op de muren van deze kerk. In de zeventiende eeuw kwamen de leden van de bende naar deze plek om hun doopfeesten te vieren en wijnoffers te brengen. Om lid te kunnen worden van de club moest je als kanshebber een inwijdingsritueel ondergaan. Veel weten wij niet van dit ritueel, maar wel weten we zeker dat de wijn rijkelijk vloeide tijdens het inwijdingsdiner, dat op kosten van het nieuwe lid werd georganiseerd. Ook werd het nieuwe lid officieel 'gedoopt' tot Bentvueghel. Als slotstuk van het ritueel liepen de schilders bij zonsopgang naar het graf van Bacchus aan de Via Nomentana om er een wijnoffer te brengen. Zij dachten namelijk dat de kerk gewijd was aan de Heilige Bacchus, aangezien de sarcofaag van de keizerlijke dochters rijkelijk gedecoreerd is met wijnranken en druiven. Wat ook hielp was dat de Romeinen zelf de kerk nooit de Santa Costanza noemden, maar de plek waar Bacchus, de god van de wijn, begraven zou liggen. De schilders namen dat voor een vaststaand feit aan. En geef ze eens ongelijk.
De Accademia di San Luca, het gilde waarbij de Romeinse kunstenaars waren aangesloten, en de Nederlandse kunstenaars hadden niet altijd een goede verstandhouding. In de eerste helft van de zeventiende eeuw ontstond er een kilte tussen beide partijen, waarbij de gemoederen vaak hoog opliepen. Maar het verzet tegen de academie werd geleidelijk minder. Vanaf 1646 zien we dat de Bentvueghels meer toenadering zoeken en de Bent dreigt daardoor een stille dood te sterven. Na 1660 kende de vereniging een opleving, waarbij het sociale aspect voorop stond, maar in 1720 was het definitief afgelopen met de Bentvueghels. Paus Clemens XI voerde twee verboden om die de club de das om deden. Een eerste verbod tegen iedere vorm van nachtelijke feesten buiten de carnavalstijd om, en een tweede tegen het beleggen van vergaderingen zonder verkregen toestemming. Vanaf dit moment sloten steeds meer Nederlandse schilders zich aan bij de Accademia. Het was een logische stap in een proces dat al langer gaande was: werken van leden van de Bent en de Academie uit het einde van de zeventiende eeuw zijn nauwelijks nog van elkaar te onderscheiden.
Hoe liep het af met de 'bende vogels' uit het noorden? Sommigen bleven hun hele leven in Rome en veritaliaansten hun namen. Casper van Wittel raakte bijvoorbeeld bekend als Gaspare Vanvitelli en werd ontzettend succesvol. Anderen verruilden in Italië het tijdelijke leven voor eeuwige rust. Weer een andere groep keerde noordwaarts. De Utrechtse Caravaggisten waren bij terugkomst de meest geliefde kunstenaars van het moment. Allen namen een vleugje Italiaanse ervaring mee terug naar het noorden; ervaringen die hun succes tot grote hoogten stuwden.
Afbeelding:
Jan Asselijn, Bent Vueghels, 1635-1642
bpk / Kupferstichkabinett, SMB / Jörg P. Anders
Recensie: De Bentvueghels in Utrecht