Recensie: Johan Philip Koelman, In Rome 1846-1851

door Koen de Groot
Deze recensie verscheen oorspronkelijk in DE MODERNE TIJD. DE LAGE LANDEN, 1780-1940 8.4 (2024), 425-427

Johan Philip Koelman, In Rome 1846-1851


Van aantekeningen, illustraties en een nawoord voorzien door Asker Pelgrom


Mededelingen van het Koninklijk Instituut Rome 72, 2023 (Edizioni Quasar) 


720 pagina's 


€ 65,-

Zoals het een ambitieuze kunstenaar betaamde trok Johan Philip Koelman in 1844 naar wat toen de kunstenaarshoofdstad ter wereld was: Rome. Koelman frequenteerde er de belangrijkste kunstenaarscafés, dompelde er zich onder in het internationale kunstcircuit en slenterde rondom de stad door het schilderachtige platteland om het romantische boerenleven vast te leggen. Tot schilderijen die qua smaak en waardering de tand des tijds hebben overleefd leidden deze jaren niet. Koelmans invloedrijkste werk bestond daarentegen uit de memoires van zijn Romeinse jaren, die onder de titel In Rome 1846-1851 oorspronkelijk als feuilleton tussen 1863 en 1865 in De Nederlandsche Spectator verschenen, en in 1869 werden uitgegeven in boekvorm. Koelmans herinneringen werden bij verschijnen onthaald als ‘een openbaring in de vaderlandse letteren’, kenden qua aandacht een kleine opleving bij de Italiaanse vertaling ervan in 1963, maar raakten daarna net als zijn schilderwerken goeddeels vergeten.


Asker Pelgrom heeft met een nieuwe editie van In Rome getracht Koelmans memoires opnieuw onder de aandacht te brengen bij de hedendaagse lezer. Afgaande op de tekst van het omslag mikt hij qua publiek zowel op specialisten als leken. Direct wordt duidelijk dat Pelgrom voor zijn missie flink wat werk heeft verzet. Voorzien van honderden verklarende voetnoten, een zeer uitgebreid biografisch register, een stevig nawoord en 238 illustraties (waarvan de meeste in kleur) is deze nieuwe versie van In Rome veelomvattend en een lust voor het oog. En duidelijk is dat Pelgrom de moderne lezer zoveel mogelijk tegemoet gekomen is om naast dit alles Koelmans memoires aan te bieden in hedendaagse spelling. Of dit werk daarmee ook zijn weg vindt tot een algemeen lezerspubliek durf ik echter te betwijfelen. Dat zit hem vooral in de omvang van het boek. Het behoeft geen lang betoog dat 700 pagina’s en een gewicht van 2,5 kilo voor een doorsnee lezer nogal intimiderend kunnen overkomen. Bovendien vormt het ontbreken van een inleiding een grote omissie. Koelman vangt In Rome aan met een trage ezelrit door de Romeinse campagna, waarbij je als lezer niet direct op het puntje van je stoel gaat zitten en je je afvraagt waar deze memoires heengaan.


De lezer, specialist of leek eender, die doorbijt wordt evenwel beloond. Koelman voert je in In Rome op levendige wijze mee door een paar van de woeligste jaren uit de moderne geschiedenis van de stad. Hij schetst onder meer de dood van paus Gregorius XVI en het conclaaf van 1846, doet fraai verslag van uitbundige kunstenaarsfeesten, en laat je als lezer meebeleven wanneer in 1848 de revolutie uitbreekt en de stad niet lang daarna belegerd wordt door een Franse troepenmacht. Koelman zit bij dit alles op de eerste rij (of zo doet hij het althans voorkomen) en toont zich een geëngageerde kunstenaar. Bijzonder fascinerend zijn met name de episoden waarin Koelman verhaalt over zijn eigen aandeel in de verdediging van de stad. Met een beeldende toon vertelt de Nederlandse schilder over zijn gang door loopgraven en barricades, ontmoetingen met Italiaanse groten als Nino Bixio en Giuseppe Garibaldi, en het leven van alledag tijdens een belegering.


Bij dit alles toont Pelgrom zich een prettige en gedegen gids. Via de voetnoten toont hij deze lezer continu of Koelmans herinneringen authentiek zijn, of (vaak woordelijk) berusten op contemporaine werken als La Italia, storia di due anni 1848-1849 (1851) van patriot en garibaldist Candido Augusto Vecchi. Ook laat Pelgrom via de noten helder weten wanneer Koelmans herinneringen niet kloppen, en voorziet hij de lezer van tekst en uitleg op de momenten wanneer Koelman qua context in gebreke blijft. Het biografisch register biedt bovendien een extra hulpmiddel om het relaas van Koelman goed te volgen, hoewel niet elke historische figuur die Koelman treft of noemt een eigen lemma had behoefd. Zeker wanneer de biografische informatie beperkt blijft tot ‘eigenaar van herberg in Genazzano waar Koelman en Lagye verbleven’ of ‘een van de belangrijkste architecten van de Italiaanse renaissance’ voegen sommige lemma’s weinig toe. 


Bijzonder waardevol is het nawoord. Pelgrom zet hierin allereerst uiteen welke plaats Rome innam in het curriculum van Nederlandse schilders in het algemeen, en in het leven en werk van Jan Philip Koelman en zijn broer Jan Hendrik Koelman in het bijzonder. Vervolgens gaat hij dieper in op de waarheidsgetrouwheid van Koelmans memoires en diens politieke stellingname. Na enkele paragrafen over het latere leven van Koelman demonstreert Pelgrom op een overtuigende manier de politieke Nederlandse context waarin In Rome in de jaren zestig van de negentiende eeuw voor het eerst verscheen, en welke invloed dit had op zowel de totstandkoming als de eigentijdse ontvangst van het werk. 


Pelgrom besluit zijn nawoord met de opmerking dat In Rome een venster biedt op het Nederlandse Italiëbeeld van de negentiende eeuw. Daarmee heeft hij zonder meer gelijk. En daarin ligt ook de grootste waarde van dit werk. Een algemeen lezerspubliek zal In Rome vandaag de dag vermoedelijk niet trekken. Maar voor wetenschappers die zich bezig houden met Italië en/of Nederland omstreeks 1850 biedt deze editie van In Rome een meer dan enerverende bron die nog decennialang geraadpleegd zal worden.

in
Recensie: Het oude Rome in vijftig monumenten
door Eline Verburg